Voordat u elke keer het apparaat gebruikt, controleert u of alle apparatuur normaal kan functioneren. Controleer voornamelijk de volgende aspecten:
1. Voedingssysteem
Voor de hoofdvoedingslijn en de panvoedingslijn
①Controleer of er objecten in de hoofdvoedingsbak en de bijvoedingsbak zitten.
②Controleer of de U-vormige bevestigingsbouten van de achterste schroef en de bovenste bouten van de voorste schroef strak staan.
③Controleer of de voedingspans niet zijn losgekomen van de uitlaatopening van de voedingsbuis.
④Controleer of de voedingsensor en de sensorklep normaal functioneren.
2.Drinkwatersysteem
①Spoel het drinkwaterleidingssysteem en de filterelementen.
②Na het spoelen van de leiding, controleer de waterleidingaansluitingen en de sifons op eventuele lekkages of watertekort.
③Controleer of het waterpeil van de voor- en achterwaterleidingen normaal is en reinig het doseringsapparaat.
3.Mestreinigingssysteem
①Mestreinigingsmachine, controleer alle lopende tandwielen en kettingwielen, en voeg smeerstof toe.
②Controleer de strakheid van de mestband en controleer of er voorwerpen in alle mestbanden en rollers zitten.
③Let bijzonder goed op of er open lassen aan de verbindingen zijn.
4.Milieukundig c beheersing s ystem
Koelblok :
①Reinig het waterreservoir.
②Controleer de wieken van de duikpomp om te zien of er sprake is van verstopping en of deze normaal kan functioneren.
③Controleer de waterinlaat- en retourleidingen.
Deflector, luchtinlaat :
①Controleer of de kabelbevestigingsclip los zit.
②Controleer of de kabel in de looprolgroef zit, of de bijhorige kabel versleten of anomal is.
③Controleer of de deflector en luchtinlaat vrij kunnen openen en sluiten.
Omgevingscontroller :
①Stel de leeftijd van de omgevingscontroller in dagen in en het vereiste temperatuurniveau.
②Controleer of de operationele gegevens correct zijn, zoals verwarmtemperatuur, stop temperatuur, temperatuursverschil tussen twee niveaus, openingsgegevens van deflector en luchtinlaat, en operationele gegevens van de duikpomp.
Distributiekast :
①Controleer of de spanning van alle controleverdelingskasten normaal is.
②Controleer of de draadterminalen loszitten.
5. Controleer de bouten, moeren en afstemmingpunten van alle operationele onderdelen om te zien of de bouten loszitten of zijn afgevallen.
2025-04-22
2025-04-22
2025-04-21
2024-05-05
2024-03-15
2024-04-15